Petra Blaisse:
‘Altijd zoeken naar wat erachter zit, is mijn grootste drijfveer’
Het heeft lang geduurd voor vrouwen in de architectuur de erkenning kregen die ze verdienen. Petra Blaisse ontving op 2 november de ARC22 Oeuvre Award. Winnaars van vorige edities waren Adriaan Geuze, Herman Hertzberger, Jo Coenen en Superuse. Blaisse is, na Riek Bakker, de tweede vrouw die de oeuvreprijs heeft ontvangen. In gesprek met haar vinden dat we er niet omheen kunnen dit gegeven op tafel te leggen. Blaisse reageert voorzichtig, maar neemt gaandeweg het gesprek weldegelijk stevig positie in, steeds zorgvuldig haar woorden kiezend.
Tekst Lotte Haagsma en Lara Schrijver • Beeld Annick Elzenga
We spreken Petra Blaisse op een vrijdagmiddag in een door daglicht overgoten, uitgestorven kantoor in de buurt van Station Sloterdijk. ‘We werken bij Inside Outside vier dagen in de week’, legt ze uit. Ze hecht aan ruimte voor een leven naast werk. Ondanks haar vrije dag neemt ze uitgebreid de tijd voor een gesprek.
Wie aan het oeuvre van Blaisse denkt, ziet al snel de iconische gordijnen, of doeken zoals zij ze zelf graag noemt, voor zich. In Nederland zijn ze o.a. te vinden in de Kunsthal en Het Nieuwe Instituut in Rotterdam en in de LocHal in Tilburg. Daarnaast maakt ze met haar bureau Inside Outside uitgesproken landschapsontwerpen met vaak grafische kwaliteiten, zoals in de buitenruimte van de Universiteit van Amsterdan op Roeterseiland in Amsterdam en het Parco Biblioteca degli Alberi in Milaan, een publiek park dat dag-en-nacht intensief gebruikt wordt.
Wekt zo’n uitgesproken oeuvre niet ook bepaalde verwachtingen bij opdrachtgevers? Hoe ga je als ontwerper, die al ruim dertig jaar in het vak zit, om met de vraag naar een bepaalde signatuur? ‘Ik verbeeld me dat we steeds iets anders doen. Dat we iedere keer bij nul beginnen.’ Blaisse erkent dat het werk van Inside Outside terugkerende elementen kent. ‘Voor ons is dat fascinerend, een beetje zoals de Nul-beweging in de beeldende kunst. Het lijken misschien heel minimale verschuivingen, maar voor mijn gevoel is het een doorlopend proces, dat bij iedere context, in ieder materiaal en iedere schaal verschilt.’
Van aanwezig tot haast onzichtbaar
Het oeuvre van Blaisse kenmerkt zich door monumentaliteit en soms een bijna provocerende esthetiek. Toch kan ze zich ook dienstbaar en terughoudend opstellen. Voor het Toledo Glass Museum van SANAA ontwierp ze haast onzichtbare gordijnen, vertelt ze. ‘In het glazen gebouw, waar de glascollectie van het museum wordt getoond, waren het uv-licht en het binnenklimaat een probleem. We raakten met alle ingenieurs en de architecten haast verstrikt in een onderzoek naar hoe we zo onzichtbaar mogelijk met flinterdunne gordijnen de gewenste bescherming konden bieden. De architecten waren zo streng over de neutraliteit van de doeken dat we zelfs een test moesten doen om te laten beoordelen of het stiksel niet te veel aanwezig was!’
"Toen ik eenmaal een team om me heen kon verzamelen voelde ik me minder kwetsbaar."
Licht is altijd een belangrijk thema geweest in haar werk. ‘In ons landschapswerk is licht natuurlijk fundamenteel en veel van onze gordijnen, of die zich nu binnen of buiten bevinden, hebben met de sturing van het licht te maken. Kunstlicht kan gemanipuleerd worden en verandert zowel ruimte als object. In het Danstheater in Den Haag was het toneeldoek bedrukt met een patroon van gouden ballen. Je kon het in vuur en vlam zetten, het een soort dagenraad laten zijn of het helemaal van kleur laten veranderen. In het theater is geen daglicht en ervaart de toeschouwer een voorstelling op relatief grote afstand, dus je zult daar met licht intensiteit, geluid, schaal en kleurstellingen moeten overdrijven om het gewilde effect te bereiken.’
Erkenning als ontwerper
We vragen Blaisse naar de zichtbaarheid van vrouwen. We merken op dat ze in een recent interview in de Volkskrant, waarin ze, gevraagd naar haar favoriete kunstenaars en ontwerpers, vooral met vrouwelijke voorbeelden kwam. ‘Ik word wel eens een feminist genoemd’, zegt ze, met lichte zelfspot. Ze benadrukt een zekere ambivalentie te voelen ten aanzien van het feminisme. ‘Het gaat erom dat je iets wilt. Ik vind het heel belangrijk dat we daar de ruimte voor krijgen, ‘we’ als de minderheidsgroepen, wie je ook bent.’
Blaisse werkte in de jaren zeventig voor fotografen en filmers en vervolgens zo’n zeven jaar bij het Stedelijk Museum in Amsterdam als assistent-conservator. Toen ze in de jaren tachtig als freelance tentoonstellingsontwerper aan de slag ging, werd ze door OMA gevraagd om mee te werken aan het Danstheater in Den Haag en de exposities van het bureau in binnen- en buitenland te ontwerpen. Het is een van de kwaliteiten van Rem Koolhaas, zegt ze later in het gesprek, dat hij ieders potentie ziet en weet in te zetten.
Publieke erkenning voor haar bijdrage aan het werk van OMA kwam pas veel later, maar, meent Blaisse, het onzichtbaar zijn leverde haar ook een enorme vrijheid op. ‘In de generaties van de jaren zestig en zeventig, waar ik toe behoor, was improviseren en het negeren van grenzen – of dat nu over sekse of discipline gaat - totaal normaal: iedereen werkte samen aan een gedeeld ideaal. Maar in de bouwwereld werd een vrouw niet serieus genomen. Bouwketen hingen vol met naakte vrouwen en ik moest vooral niet te veel kapsones hebben.’
Een eigen ontwerpbureau
Een belangrijke volgende stap in haar praktijk was de start van Inside Outside in 1991, vertelt ze. ‘Toen ik eenmaal een team om me heen kon verzamelen voelde ik me minder kwetsbaar. Zeker toen ik eind jaren negentig met Inside Outside een plek vond in Amsterdam op de Eerste Nassaustraat.’ Sommige van haar medewerkers, zoals Peter Niessen en partners Jana Crepon en Aura Melis en officemanager Loes Gieles zijn al jaren aan Inside Outside verbonden.
“In ons landschapswerk is licht natuurlijk fundamenteel en veel van onze gordijnen, of die zich nu binnen of buiten bevinden, hebben met de sturing van het licht te maken.”
Nieuwsgierig, ambitieus, gedisciplineerd, talig, diplomatiek en gedecideerd, het zijn woorden die opkomen tijdens ons gesprek met Blaisse. Ze maakte zich in de praktijk allerlei kennis en inzichten eigen. ‘Er was altijd die mentaliteit van “natuurlijk doe ik dat”! Ik had voor ik aan het Danstheater werkte nog nooit een toneeldoek ontworpen, maar ik deed het gewoon. Het is het verlangen om overal een vraagteken bij te zetten en iedere keer opnieuw het wiel uit te vinden. Dat is eigenlijk de grootste drijfveer, nooit iets aannemen voor hoe het zich voordoet, maar altijd zoeken naar wat erachter zit.’
Expertises uit alle continenten Ze leerde ook door in teams te werken met uiteenlopende expertises uit alle continenten. Uit die attitude komen ook de huidige experimenten van Inside Outside met bioreceptive textielen, zonne-energie en een gezond bodemleven voort. ‘Dat is het leuke van ons team’, legt ze uit. ‘Er is dan iemand die opstaat en zegt: ik vind het interessant om die combinatie van binnen en buiten in ons werk verder te brengen.’
Vanuit eenzelfde nieuwsgierigheid raakt het bureau betrokken bij landschapsprojecten in extreme klimaten en uiteenlopende condities: van Doha tot Kigali, van Milaan tot Praag, van Tijuana tot Astana. In Amsterdam onderzoekt Inside Outside ondertussen hoe het bewustzijn voor de kwaliteit van de ondergrond kan worden bevorderd. Met het team van Inside Outside zet Petra Blaisse haar onderzoek voort.