Jan Peter Wingender:
‘Je moet het gebouw zijn toekomst in helpen’
↑ Beeld Amy van Leiden Tekst Cynthia Verspeek
‘Het tij rondom bouwen kentert. De focus op duurzaam ontwikkelen wordt steeds belangrijker.’ Volgens Jan Peter Wingender (Office Winhov) werd er altijd al nagedacht over wat we met bestaande gebouwen moeten doen. Vroeger was er alleen oog voor cultuurhistorische motieven, terwijl nu duurzaamheid de belangrijkste reden is. In de podcastreeks ‘(Ge)bouwen met geschiedenis’ vertelt Wingender over deze geactualiseerde houding in de architectuur.
Hoe moeten we met erfgoed omgaan? En hoe geven we het een nieuwe toekomst? Deze vragen staan centraal in het gesprek dat hoofdredacteur Merel Pit en journalist Tracy Metz met Jan Peter Wingender voeren. Wingender staat voor de analoge benadering die tegengesteld is aan de ‘karakteristieke contrastrijke benadering’. Architecten die op deze manier werken, gaan volgens Wingender op een respectvolle manier om met het bestaande en nemen als uitgangspunt dat er noodzakelijke veranderingen en aanpassingen gedaan worden. ‘De relatie berust op overeenkomsten zoeken en niet op contrast. Soms kan je helemaal niet zien waar oud ophoudt en nieuw begint.’
'Soms kan je helemaal niet zien waar oud ophoudt en nieuw begint’
Werken met bestaande gebouwen vindt Wingender fascinerend. Als voorbeeld noemt hij het Stadhuis Leiden dat onlangs is gerestaureerd, gerenoveerd en uitgebouwd door Office Winhov. De tijdsgelaagdheid van het complex laat het gedeelde handschrift van een aantal architecten zien. ‘Soms betekent dat ook dat je dingen uit moet krassen. Je hoeft niet alles te respecteren.’ Gebouwen – ook die nu worden gebouwd – moeten volgens Wingender op die aanpak zijn voorbereid. ‘Ik zie heel veel goede architecten die opgaven aanpakken. Soms zit ik gefascineerd te kijken en denk ik: dat hebben jullie goed gedaan.’
↑ Beeld Amy van Leiden
Wingender vertelt aan Pit en Metz dat de analyse van het bestaande, van de geschiedenis, een centrale positie heeft in ontwerpproces. Zelfs tot aan de bouw toe. ‘Ik merk in de praktijk dat het analyseren en doorgronden van bestaande gebouwen, zeker bij de gelaagde gebouwen, lang doorloopt.’ Hij legt uit dat dat onder andere komt door de zelftwijfel die een rol speelt. ‘Twijfel is een trouwe metgezel’ stelt hij dan ook in het essay dat hij voor de Architect schreef. Het kan zo zijn dat de analyse per toeval lang doorloopt. Maar vaak komt het ook voor dat er een plan ligt, een ontwerp wordt gemaakt en er dan nieuwe dingen aan het daglicht komen, bijvoorbeeld bij de zachte sloop. ‘Er zit een ontzettend onzekere factor in dit soort projecten.’