Stefan Al
‘Hoogbouw hoeft niet luxe te zijn’
↑ Beeld Florian Braakman Tekst Merel van Casteren
Stefan Al kan uit eigen ervaring putten als het gaat om hoogbouw. “Het hoogste dat ik ooit gewoond heb was op iets van de 50e verdieping”, vertelt hij aan Tracy Metz en Merel Pit. “Die toren stond op een treinstation dus dat was heel makkelijk: je gaat met de lift naar beneden en stapt zo de trein in.” In een experimentele opstelling, met een laptop op een krukje, deelt hij vanuit zijn werkplek in de VS over zijn kennis van hoogbouw.
Stefan Al is architect en auteur. Hij werkt vooral vooral in de VS en China. Zijn recent geschreven boek Supertall: How the world’s tallest buildings are reshaping our cities and our lives bracht veel reacties teweeg in de internationale architectuurwereld. Voor de podcast Merel en Tracy praten door vertelt hij hoe steden buiten Europa omgaan met hoogbouw.
“Begin van de 20e eeuw heeft de Japanse staat alle spoorlijnen genationaliseerd, en toen zijn veel Japanse ontwikkelaars gaan diversifiëren. Ze bouwen niet meer alleen maar sporen, maar ook vastgoed. Hongkong heeft dit model overgenomen van Japan. Daar hebben ze nu een organisatie, MTR, die metrolijnen aanleggen maar daarboven ook vastgoed bouwen.” Dit model heeft als groot voordeel dat het overgrote deel van de trips met het openbaar vervoer gebeurt, zo’n 90 procent, aldus Al.
↑ Beeld Florian Braakman
Alleen maar kijkgroen? Als ander lichtend voorbeeld noemt hij Singapore. Deze stad verplicht bijvoorbeeld de integratie van groen in gebouwen. “Als jij een toren neerzet, moet je een bepaald percentage aan natuur of groenoppervlakte compenseren door bijvoorbeeld groene muren of groene dakterrassen te maken. Dat heeft tot een hele nieuwe generatie van wolkenkrabbers geleid in Singapore.”
Maar zijn die utopisch groene torens nou alleen duur kijkgroen, of heeft de doorsnee stadsbewoner er ook nog wat aan, vragen Metz en Pit zich af. Al antwoordt: “Er zijn voorbeelden van wolkenkrabbers, de Pinnacle@Duxton bijvoorbeeld, die groene dakterrassen hebben waar mensen gaan joggen ‘s ochtends tussen de bomen. Wat wel bijzonder is aan de Pinnacle is dat het eruit ziet als een vrij duur woningcomplex, maar het is gewoon sociale woningbouw. […] Dat laat wel zien dat hoogbouw niet noodzakelijkerwijs luxe hoeft te zijn.”