Emiel Arends:
'Die torens zijn UFO’s in de stad, die landen niet'
↑ Beeld Florian Braakman Tekst Merel van Casteren
Hoe maak je goede hoogbouw, en welke kansen laten we nu nog te veel liggen? Emiel Arends schetst een beeld van de mogelijkheden in de toekomst. Als senior planoloog en stedenbouwkundige van gemeente Rotterdam werkte hij aan de huidige hoogbouwvisie.
Hoogbouw is een relatief nieuwe typologie. Pas sinds halverwege de vorige eeuw wonen we in Nederland in torens, en dat maakt het verleidelijk om sceptisch te zijn over verdichting met hoogbouw. En terecht? “We gaan naar zestigduizend inwoners toe [in de binnenstad van Rotterdam], en daar hebben we die torens hard bij nodig”, aldus Arends. “Dat hoeft helemaal niet erg te zijn. Zolang je het maar koppelt aan openbaar vervoer en nabijheid, zit dat echt prima.”
Rotterdam staat bekend om haar hoogbouw, en bouwt nog steeds op een rap tempo woontorens bij. “Ik denk dat we echt een hele sterke omgevingsvisie hebben liggen, waar we nog steeds het beleid van doorzetten. We verdichten alleen ín de stad, en niet erbuiten. Daarnaast hebben we het Hart van Zuid, Feyenoord City en Alexander aangewezen als verdichtingslocaties, allemaal geclusterd rond openbaar vervoer en het weer in ere herstellen van de oude lijn Dordrecht-Leiden.”
↑ Beeld Florian Braakman
Toch roept Rotterdamse hoogbouw meteen beelden op van een vorige generatie misstappen, zoals de Ponskaart en Blaaktoren. “Dat zijn UFO’s in de stad, die landen niet”, aldus Arends. “De laatste generatie torens doet dat beter. De gemeenschappelijke voorzieningen ontbreken volledig in die eerste generatie, in de nieuwe gebouwen zitten die super goed ingebakken. Er wordt nagedacht over klimaat, de plint is goed. Als je naar zo’n gebouw kijkt, zie je eigenlijk dat al dat leergeld dat we hebben betaald telkens terugkomt.”
Ook is de gemeente druk bezig met het bieden van mogelijkheden voor lagere inkomens. “We zijn ooit begonnen met het stimuleren van midden- en hoge inkomens omdat we naar een soort evenredigheid wilden, een gezonde mix van huishoudens”, vertelt Arends. “Maar de vraag is wel: moet je dat nu nog steeds voortzetten?”. “We hadden een woonvisie waarvan iedereen het eens was over krachtwijken en gentrificeren, dat was niet eens een vies woord in het begin. Dat is zo snel gegaan. Dan zie je in die stadswijken waar de omloopsnelheid en de prijzen zo omhooggaan dat je overal wordt ingehaald door de werkelijkheid.”