inleiding drie keer verdichten gebiedsontwikkeling in binnensteden

De laatste jaren zijn in het kader van gebiedsontwikkeling een aantal plannen gemaakt die het ideaal van de stad in hoge dichtheid en met een mix van functie dichterbij brengen. Feitelijk wordt drie keer verdicht: er wordt hoger en dicht op elkaar gebouwd dan tevoren, terwijl de oppervlaktes van de appartementen steeds kleiner worden. Wat is hiervoor nodig?

Tekst Harm Tilman

In Utrecht gaat binnenkort de transformatie van de Merwedekanaalzone tot een groene stadswijk van start. Het omvangrijke project biedt volop kansen voor gebiedsontwikkeling, zowel in ruimtelijk als financieel opzicht. De komende vijftien jaar worden in deze zone van 24 hectare 6.000 nieuwe woningen gebouwd. Met de andere projecten die we in deze monografie presenteren, is het niet anders. In Schieveste te Schiedam komen bijvoorbeeld 3.000 woningen op 8,5 hectare. Nog nooit eerder is in Nederland in dergelijke hoge dichtheden gebouwd. Over de wenselijkheid ervan wordt al jaren gesproken in de Nederlandse stedenbouw. Tot nu toe was dit echter nog niet gelukt. In de meeste gevallen kwam men uit op een gemiddelde dichtheid die in de jaren negentig (ten tijde van de Vinex) schommelde tussen de 28 en 30 woningen per hectare. Uitschieters en daarmee contrasten in de vorm van hogere en lagere dichtheden waren taboe. Dat is nu aan het veranderen.

↑ Schieveste in Schiedam, KuiperCompagnons

Nieuwe woningnood

Dit heeft zeker te maken met de nieuwe woningnood die de laatste jaren in Nederland is ontstaan. De steden en gemeenten in de Randstad worden steeds voller en verdere verdichting lijkt door de aanhoudende vraag naar woningen onvermijdelijk. Veel gemeenten hebben echter buitengewoon veel moeite om voldoende woningen te bouwen voor mensen die in de stad willen wonen. Volgens ramingen van enkele jaren gelden zouden in onze steden een miljoen woningen dienen te worden gebouwd. Naast overwegingen van duurzaamheid, in dichte nederzettingen kun je verstandiger met energie omgaan, spelen ook culturele opvattingen een rol. Zo wil men uitsluiting van bevolkingsgroepen voorkomen, streeft men naar een mix van bevolkingsgroepen en probeert men voldoende collectieve ruimte te realiseren. Daarnaast is het inzicht doorgebroken dat je door te bouwen in binnenstedelijke gebieden, voorkomt dat de weilanden rond de stad worden volgebouwd.

Hoge dichtheid en functie-mix

Binnenstedelijke verdichting vindt in de regel plaats in gebieden nabij knooppunten van infrastructuur. Zo wordt Schieveste zo’n beetje bovenop het station van Schiedam gebouwd, wat de bewoners een goede aansluiting op het OV naar zowel Rotterdam als Schiphol geeft. De voorgestelde ontwikkeling van Rijnhaven ligt tussen twee stations van de Rotterdamse metro. Omgekeerd kan natuurlijk ook. Voor Hudson Yards in New York wordt een metrolijn doorgetrokken en een nieuw metrostation gebouwd. De verdichting zorgt voor een ander stedelijk draagvlak en verandert ook de ervaring van het stedelijk centrum. Een goed voorbeeld hiervan is het Wijnhavenkwartier in Rotterdam. Dat krijgt door de hoogbouw een nieuwe dynamiek, met levendigheid, sociale ontmoetingen en dichtheid. Op zijn beurt zorgt dat weer voor een programmatisch draagvlak. Aan de Rijnhaven wordt nu ingezet op kwaliteit, stedelijkheid en menging. Dat biedt mogelijkheden om de sociale kanten te waarborgen.

↑ Hudson Yards gezien vanaf de Hudson River in noordoostelijke richting. Bron Related-Oxford

Nabijheid

Door de nabijheid van mensen, dingen en plaatsen kunnen bewoners in een verdichte stad een productief, vrolijk en stimulerend leven leiden. Door deze nabijheid op de juiste wijze te organiseren, ontstaan boeiende relaties tussen mensen, activiteiten, plaatsen en gebouwen , alsmede met de rest van het stedelijke grondgebied. Hoge dichtheid en een rijke functionele mix zijn onderdeel van deze conditie. (1) Voor binnenstedelijke gebiedsontwikkeling komen verouderde havengebieden en verlaten industrieterreinen in aanmerking, veelal gelegen in het centrum of de periferie ervan. Dit proces is al aan de gang sinds de late jaren tachtig en begin jaren negentig. Tot de bekendste hiervan behoren de Kop van Zuid in Rotterdam, naast de Oostelijke Havengebieden in Amsterdam, de Verbindingskanaalzone in Groningen en het Ceramique terrein in Maastricht. Op dit moment worden nieuwe locaties aangesproken, meestal in de vorm van ‘vergeten’ stedelijke gebieden.

↑ Kop van Zuid in Rotterdam,-masterplan Teun Koolhaas (1987). Bron de Architect, 1993-5

Verdichting en mobiliteit

Het beperkte aanbod van grond op deze locaties en de groeiende woningvraag vereisen nieuwe concepten voor ‘ reducing footprints, distances, congestions and crowding.’ (2) De dichtheid in de binnenstedelijke plannen is naar alle maatstaven hoog. Er wordt hoog gebouwd en de gebouwen staan dicht op elkaar, terwijl de oppervlaktes van de appartementen steeds kleiner worden. Er wordt in deze gebieden kleiner gewoond dat in vroegere tijden. Oostenburg-supervisor Kristiaan Borret spreekt in dit verband van ‘drie keer verdichting.’ Als je wilt verdichten en een hoge bebouwingsdichtheid wilt halen, zijn nieuwe verkeers- en mobiliteisconcepten nodig, zoals nu bijvoorbeeld in Merwede worden gerealiseerd. De plannenmakers ontdekten dat als je uitgaat van een parkeernorm van 1 auto per huishouden, je slechts 1.800 woningen kon bouwen. Om de gewenste 6.000 woningen te kunnen bouwen, is de parkeernorm verlaagd tot 0.3. Om dit haalbaar te maken is onder andere het concept van mobiliteit als een voorziening uitgewerkt. Bewoners kunnen vooraf via internet een keuze uit het totale aanbod van vervoersmogelijkheden maken en vervolgens terecht in een van de twee mobiliteitshubs.

↑ Rijnhaven in Rotterdam, zien in richting van Feyenoord City, ontwerp Gemeente Rotterdam en Barcode Architects

Variëteit en verscheidenheid

In de Nederlandse gebiedsontwikkeling ligt de nadruk nog altijd sterk op variëteit en verscheidenheid. Ofschoon de meeste gebouwen in één keer worden gebouwd, mogen ze er niet zo uitzien en is organische stedenbouw het streefbeeld. Daarvoor worden uiteenlopende strategieën gehanteerd. In Merwede wordt gewerkt met samengestelde bouwblokken van wisselende hoogte, die goed aansluiten op de omliggende woonwijken. De bouwblokken in Rijnhaven zijn gepercelleerd in kleinere bouwvolumes, ieder met hun eigen ontsluiting en materialisering. De variëteit wordt echter ook opgezocht op stedenbouwkundig niveau. In Amsterdam wordt bijvoorbeeld expliciet geprobeerd Oostenburg te articuleren als een eiland dat zich door zijn rauwe karakter onderscheidt van de omliggende wijken. Zo wordt het hele eiland bestraat met stelkon platen. Ook het contrast tussen beide grote hallen op het eiland en de bouwblokken met wirwar van gevels, daken en torens is bewust aangezet.

Collectieve ruimte

Een nieuw thema in de huidige plannen is het thema van de publieke en collectieve ruimte. In Merwede ontstaat tussen de bouwblokken een informeel groen gebied dat uitloopt op een aan te leggen park langs het Merwedekanaal. Schieveste is georganiseerd rond een enfilade die aansluit op het groene netwerk van Schiedam. Rijnhaven gaat nog een stap verder door een deel van het plangebied ‘op te offeren’ aan een stedelijk park dat onderdeel is van een rondje Rijnhaven. Zodra meer mensen in steeds kleinere appartementen gaan wonen, ontstaat naast de behoefte aan publieke ruimte, een steeds grotere behoefte aan collectieve ruimte. In Oostenburg bestaat de publieke ruimte uit de esplanades langs de kade en de binnengebieden. Aanvullend daarop is aandacht gevraagd door de collectieve binnenruimtes, als schakel tussen de individuele woning en de publieke ruimte. Zo ontwierp Workshop Architecten zorgvuldig ontworpen overgangsruimtes tussen publiek en privaat gebied, die de bewoners verleiden tot collectief gebruik.

↑ Oostenburg in Amsterdam, lobby van blok 16, ontwerp Workshop Architects

Nieuwe ontwerpinzet

De vorige generatie stadsplannen zette in op iconische gebouwen. Ze werden beschouwd als een teken dat het de stad menens was met de inzet om bewoning en bedrijvigheid vast te houden, respectievelijk aan te trekken. Rotterdam heeft met de Erasmusbrug, de Markthal en het Depot een aantal geweldige landmarks in huis. In de huidige verdichte gebieden hebben dergelijke iconografische programma’s minder betekenis. Dat heeft wellicht te maken met het feit dat ze in de dichte settings minder zichtbaar en daarmee minder effectief zijn. De representatie verschuift naar de stedelijke ontwikkeling zelf. In Oostenburg spelen bijvoorbeeld de trappen en onderdoorgangen de publieke rol die normaal door de gevels wordt gedragen. Zij representeren de gebouwen van binnenuit, een gegeven dat binnen de contouren van de zeer dichte stad vermoedelijk meer navolging zal krijgen.


1. Dietmar Leyk, ‘High-Density Mixed-Use Cities’, Future Cities Laboratory, Indica 01, p 42-50 2. Leyk, idem