Hybride architectuur


Universiteitsbibliotheek TU Delft door Mecanoo

Uit het archief

Oorspronkelijk verschenen in de Architect, februari 1998, p50-57


De faculteit Bouwkunde van de TU Delft staat bekend als bolwerk van neo-modernisme. Lange tijd werd Mecanoo gezien als het bureau dat het modernisme het meest virtuoos wist te restylen voor eigentijds gebruik. Met het ontwerp voor de bibliotheek, symbool van kennis en ideeën, breekt Mecanoo overtuigend met de haar toegedichte positie in de luwte van het modernisme. Het gebouw is expliciet hybride van karakter en onttrekt zich aan de belangrijkste modernistische spelregels.

Tekst Janny Rodermond Beeld Ossip van Duivenbode

Bestaat er een architectonische stijl die in staat is het informatietijdperk te representeren? Dat was de vraag die centraal stond in de Britse bijdrage aan de laatste Biënnale van Venetië. Een vraag die uitstekend aansloot op het algemene thema van deze Biënnale: ‘Sensing the Future’. Alhoewel de in het modernisme gepropageerde twee-eenheid van vorm en functie al ontmythologiseerd is, is de nawerking ervan nog lang niet verdwenen. De overgang naar het informatietijdperk dwingt echter tot bezinning op de relatie tussen functie en architectuur, aldus de catalogus bij de Britse expositie. Deze vraag komt expliciet aan de orde bij de ontwerpen van eigentijdse bibliotheken die in het Brits paviljoen tentoongesteld werden.


Met behulp van de nieuwe media kan elke studeer- of woonkamer de functie van een bibliotheek overnemen. Informatie is in principe overal en te alle tijden beschikbaar. Dat maakt de bibliotheek als herkenbaar gebouw, als centrale voorziening van een universiteit nog niet overbodig. Ze vervult namelijk naast het toegankelijk maken van bronnen nog andere functies, zoals het opslaan, ordenen en conserveren van informatie en informatiedragers. De universiteitsbibliotheek is tegelijkertijd museum van kennis en bakermat van onderzoek. Tot op heden geeft een bibliotheek uitdrukking aan de centrale positie die kennis en ideeën in onze cultuur innemen. Kennis is macht, ook in het informatietijdperk.



Het specifieke karakter van een bibliotheek is dan ook niet beperkt tot de expressie in het exterieur. Het interieur vervult immers meerdere functies. Het is een ontmoetingsplaats, een plek voor uitwisseling van ideeën. Tegelijkertijd moet er ruimte zijn voor afzondering en contemplatie. In wezen is de bibliotheek in eerste plaats een optelsom van individuele werkplekken, ook nu deze alle aangesloten zijn op de elektronische snelweg. Het vervangen van het manuscript en het boek door de elektronische substituten verhoogt de behoefte aan originelen en aan authentieke ervaringen. Dat is volgens Michael Browne in de inleiding bij de Britse catalogus de reden waarom de manipulatie van ruimte, licht en geluid bij het ontwerpen van een bibliotheek een belangrijk item blijft.


Meer dan een informatieterminal

In het programma van eisen voor de bibliotheek van de TU Delft werd sterk de nadruk gelegd op een efficiënte regulering van informatiestromen gebruikmakend van elektronische media. De opdrachtgever refereerde letterlijk aan Schiphol. Deze wens is in het ontwerp gehonoreerd. Het opgetilde grasveld maakt ruimte voor een compacte organisatie van de verschillende programma-onderdelen, waarbij niettemin de 1000 werkplekken ontkomen aan een onaangename massaliteit.

Het is de combinatie van het grasvlak met de kegel, een van de geometrische grondvormen, die de bibliotheek haar wezenlijk hybride karakter verleent. Deze vervlechting van een vloeiende, oneindige ruimte met een archetypisch, omsloten volume onttrekt zich aan elke architectonische rubricering of stijlopvatting, zeker aan die van het neo-modernisme. De vrijheid die hiermee gegenereerd wordt, is benut om de ruimtelijke ervaring en de sensuele kwaliteit van het complex te verrijken. In het interieur landt de kegel als een archaïsche machine afkomstig van een andere planeet op zijn ranke poten midden in de hal. Langs de wanden wordt daglicht binnen gehaald, dat verzacht wordt doordat het langs het grijze oppervlak strijkt. In de kegel bevinden zich de meer klassieke rustige leeszalen, voorzien van bovenlicht. Zowel qua interieur, vorm, constructie en materialisering contrasteert de kegel met de gestroomlijnde afwerking van de hal.


De kegel wordt door de architecten gezien als het symbool van de technische kennis, die in het gebouw opgeslagen is. Door de ruimtelijke mogelijkheden te gebruiken voor een differentiatie van de werkplekken en het manipuleren van de lichtinval is voorkomen dat het grootse gebaar loos wordt. De kegel is de punaise die het grasvlak vastpint, de contravorm van de oneindige ruimte onder het grasdak. Een vorm die de orde van de optelsom van individuele werkplekken aanvult en die tegelijkertijd op de beletage de plek van de uitleenbalies markeert, maar niet afzondert. Door de informele bewerking van de vorm van de kegel wordt ze een onmisbaar onderdeel van het interieur.

Transitiezones

Bij een gebouw zonder gevel is het niet zo dat de architectuur er niet toe doet. De aandacht verplaatst zich echter van de gevel, van het beeld, naar het creëren van overgangen. Het meest opmerkelijk is de monumentale luie trap, die tegelijkertijd een insnede in het volume is. Het betreden van de bibliotheek wordt als het ware een uitgestelde ervaring, die benut kan worden om door de vensters een blik te werpen op de archieven, te zonnen, of terug te blikken op de aula. Het entreegebied dwingt tot een keuze tussen shoppen, cafébezoek, studeren of een bezoek aan de uitleenbalie. De ruimte onder het grasdak is in zijn totaliteit geleed in zones, die al dan niet door glaswanden van elkaar gescheiden zijn. Loopbruggen vormen een verbinding, maar benadrukken tevens de afstand tussen de boekenwand en het interieur van de kegel. De enige duidelijke scheidingswand is deze verdiepingen hoge boekenkast, die alle publiekelijk toegankelijke boeken bevat. De monumentale, diepblauwe wand is het continu aanwezige decor, dat de aloude functie van een bibliotheek als verzameling boeken een duidelijke plaats toekent in het informatietijdperk.


Het ontbreken van gevels betrekt de omgeving bij het interieur van het gebouw. In tegenstelling tot de autonomie van de aula is de bibliotheek een gebouw dat zich in eerste instantie bescheiden lijkt terug te trekken in of zelfs onder het landschap. Maar dit is slechts schijn. Vanuit haar verscholen positie transformeert ze haar omgeving. Dat geldt niet alleen voor de plaatsbepaling van de aula, maar ook voor de wijze waarop de bibliotheek met haar kantoren onverwacht front maakt naar de Schoemakerstraat.

↑ Het grasdak van de bibliotheek loopt naadloos over in het grasveld rondom de aula van Van den Broek & Bakema
Beeld Christian Richters

Het gebouw ligt niet verscholen, maar waardeert haar omgeving op. De door Mecanoo ontworpen inrichting van de parkeerplaats aan de zuidzijde past geheel in deze strategie.

In tegenstelling tot de verticale autonomie van de kegelvorm staat de horizontale uitgestrektheid van het grasdak. Het gebouw is niet langer een op zichzelf staand afgerond geheel, het spreidt zich uit in het landschap. Het grasdak is uitgerold tot onder de aula van Van den Broek & Bakema. Daardoor is de bibliotheek meer dan een tribune om Van den Broek & Bakema te aanbidden; ze neemt de aula op in de context door zichzelf in het landschap uit te breiden. Tegelijkertijd creëert ze een spanningsveld tussen beide gebouwen, dat nauwelijks genegeerd kan worden. De aula, bij uitstek representatief door haar monumentale, opgetilde volume aan de Mekelweg, blijkt ook een meer informele achterzijde te hebben, waar het restaurant met openslaande deuren grenst aan een terras. Juist de potentie van deze zijde van het gebouw als een informele ontmoetingsruimte van de universiteit wordt door de situering van de bibliotheek bloot gelegd. Samen vormen aula en bibliotheek een duo dat voor het eerst de ruimte tussen de individualistische gebouwen in de TU-wijk onder de aandacht brengt. Wil de wijk kunnen uitgroeien tot een campus, dan zal deze invalshoek verder gecontinueerd moeten worden.

↑ Beletage

↑ Tweede verdieping

↑ Dak

↑ Lengtedoorsnede

⟵ De verdiepingshoge boekenwand die het kantoorgedeelte scheidt van de hal Beeld Greg Holmes

Ontwikkelaar ING Vastgoed ontwikkeling bv, Den Haag Opdrachtgever TU Delft Vastgoedbeheer, Delft Architect Mecanoo architekten bv Projectarchitecten Francine Houben, Chris de Weijer Medewerkend architect Erick van Egeraat Projectleider Aart Fransen Team Carlo Bevers, Monica Adams, Marjolein Adriaansche, Jan Bekkering, Birgit de Bruin, Ard Buijsen, Katja van Dalen, Annemiek Diekman, Ineke Dubbeldam, Alfa Hügelmann, Axel Koschany, Theo Kupers, Maartje Lammers, Paul Martin Lied, Bas Streppel, Astrid van Vliet Bouwkundig toezicht Gerrit Bras Maquettes Henk Bouwer Interieur Mecanoo architecten bv Landschap Mecanoo architecten bv Constructeur ABT adviesbureau voor bouwtechniek bv, Delft/VeIp Adviseur werktuigkundige installaties Ketel raadgevende ingenieurs bv, Delft Adviseur elektrotechnische en transport installaties Deerns raadgevende ingenieurs bv, Rijswijk Adviseur milieukunde BOOM, Milieukundig Onderzoek- en OntwerpBuro, Delft Adviseur grasdak Oranjewoud bv, Rotterdam Adviseur bouwfysica Peutz Associes bv, Molenhoek Hoofdaannemer Van Oorschot Versloot Bouw/Boele van Eesteren vof, Rotterdam Aannemer klimaatgevel Scheldebouw architectural components, Middelburg Aannemer E-installaties GTI Installatietechniek, Rijswijk Aannemer W-installaties Van der Velde Installatietechniek bv, Uithoorn Aannemer bronnen Grondboorbedrijf MOS Rhoon, Heinenoord Aannemer liften Thyssen de Reus bv, Krimpen aan de IJssel Hovenier Van Ginkel bv, Veenendaal Projectinrichting Gispen, Culemborg, EKZ Einkaufzentrale für Bibliotheken, Reutlingen, Van Gils projecten, Emmen Bruto vloeroppervlak ca 15.000 m2 Stichtingskosten ca. ƒ 60.000.000,- Ontwerp 1993-1995 Uitvoering april 1996-november 1997