inleiding Stadhuizen Toekomst van het huis van de stad

Stadhuizen zijn al lang niet meer het representatieve volkspaleis van vroeger. Tegenwoordig is het een plek waar bestuurders elkaar ontmoeten en ambtenaren samenwerken op open werkvloeren. Wat betekent dat voor het stadhuis van de toekomst?

Tekst Marieke Giele Beeld Shutterstock

↑ Coverbeeld: Stadhuis Hengelo Beeld Bart van Hoek

Sinds het einde van de middeleeuwen kent het stadhuis een centrale plek in onze samenleving. Vaak neergezet als een markant gebouw aan een marktplein, draagt dit huis van de stad bij aan het aanzien van de bewuste plaats. Bovendien fungeerde het stadhuis als een belangrijke plek van samenkomst voor de gehele gemeenschap. Zo deed het stadhuis in deze eerste eeuwen dienst als centrum van de handel in de stad, vestigingsplek van de schout en schepenen en vond er de rechtspraak plaats. In het gebouw vond je daarom zowel representatieve als functionele ruimtes waaronder een schepenzaal en gevangenis. Toch overheerste in de architectonische verschijningsvorm vooral het representatieve aspect met een statig bordes en een hoge klokkentoren.

↑ Stadhuis Aarhus door Arne Jacobsen

Representatief én functioneel

In de loop der tijd heeft dit statige volkspaleis echter veel veranderingen ondergaan. Er is nog steeds vraag naar representatieve ruimtes voor bijvoorbeeld raadsvergaderingen en bruiloften, maar vooral de vraag naar puur functionele ruimtes is toegenomen. Dat zie je terug in het grote aantal publieksbalies en werkplekken voor de ambtelijke organisatie enorm toegenomen. Dat is al goed te zien in het ontwerp van Ragnar Östberg voor het Stadhuis van Stockholm (1911-1923). In de opzet van het gebouw zijn nog veel representatieve kenmerken zichtbaar, zoals de klokkentoren en de twee piazza’s waaromheen alle vertrekken zijn georganiseerd. Tegelijkertijd is het gebouw zo opgezet dat er voldoende ruimte overblijft voor het administratieve gedeelte.

↑ Stadhuis Stockholm door Ragnar Östberg

Sterke scheiding

In latere jaren werden representatief en functioneel minder met elkaar verweven. Er kwamen veel praktische eisen voor de werkomgeving bij, waardoor er een sterkere scheiding kwam tussen deze programmaonderdelen. Ook van buiten was dat vaak al goed zichtbaar. Deze benadering is bijvoorbeeld goed zichtbaar bij het Stadhuis van Aarhus (1937-1941) naar ontwerp van Arne Jacobsen. Ook Auguste Perret kwam voor het Stadhuis van Le Havre (1949-1958) met het voorstel om de functies duidelijk te scheiden. Hij stelde voor om de representatieve functies onder te brengen in de horizontale basis. Voor de administratieve functies ontwierp hij een toren met een vierkante plattegrond van 72 meter hoog. Hiermee voldeed hij aan belangrijke eisen van die tijd wat betreft daglicht en oriëntatie in de werkomgeving.

↑ Stadhuis Le Havre door Auguste Perret

Nieuwe richtingen

De laatste jaren is de vraag naar deze administratieve ruimtes alleen maar toegenomen. Ook de behoefte aan een flexibele inrichting van de werkomgeving blijft toenemen. Dat lijkt lastig samen te gaan met de behoefte aan representatieve ruimtes die de waarde van de democratie tot uitdrukking brengen. Architecten staan nu voor de opgave om deze verschillende programmaonderdelen te verenigen. Vaak krijgen ze daarbij te maken met bestaande bebouwing die aangepast dient te worden naar de behoeftes van deze tijd. In veel gevallen gaat het daarbij om monumentale gebouwen, maar in andere gevallen gaat het juist om een verouderd en leegstaand kantoor.

Stadhuis van de toekomst

Zo staat Office Winhov in Leiden voor de opgave om het bestaande stadhuis uit 1932 volledig aan te passen naar de wensen van de huidige tijd. Tegelijkertijd is het belangrijk dat de monumentale structuren instant blijven. Een heel ander type opgave is die van het Gemeentehuis in Woerden, waar cepezed een verouderd kantoor volledig moderniseerde. Achter een moderne glazen gevel vinden nu de vergaderingen van de gemeenteraad plaats. Ondanks de totaal verschillende architectonische benaderingen is bij beide projecten duidelijk zichtbaar wat de opgave voor het stadhuis van de toekomst is. Het moet een plek zijn waar zowel burgers, als bestuurders en ambtenaren elkaar weer kunnen ontmoeten, samenwerken en grootse gebeurtenissen kunnen vieren. Kortom: een echt huis van de stad.