Juryrapport arc20 oeuvre award

Duurloper voor de stad

Jo Coenen

↑ Ontwerp voor het NAI in Rotterdam

De ARC20 Oeuvre Award gaat naar architect en stedenbouwkundige Jo Coenen (1949). Coenen krijgt deze Award vanwege een oeuvre waar je volgens de jury u tegen zegt. Het bestaat uit gebouwen en stadsdelen die uiterst aangenaam zijn en plezierig aandoen. Met deze Award eert de jury een architect die het boegbeeld is voor de sector, een grote uitstraling heeft in de architectuur en stedenbouw en een forse bijdrage levert aan het maatschappelijke, vakinhoudelijke en stedelijke debat.

↑ Smalle Haven in eindhoven

Coenen is voortdurend op zoek naar consistentie, samenhang en continuïteit.

Het oeuvre van Jo Coenen

Coenen wordt gelauwerd vanwege zijn brede en eigenzinnige oeuvre dat in de tijd is gegroeid en zich blijft ontwikkelen. Hij is een stedelijke architect pur sang die werkt van stadsontwerp tot architectonisch detail. In zijn portefeuille bevinden zich publieke gebouwen, stedelijke projecten en grote stedenbouwkundige plannen. In alle gevallen is zijn inzet hoog en gaat hij de hiermee verbonden risico’s bepaald niet uit de weg.

Zijn werk is niet in één hokje te vangen. Coenen is een architect die werkt vanuit de context en per plek steeds naar de beste oplossing streeft. In zijn werk keren elementen terug die afwisselend classicistisch zijn, modern aandoen of juist in de Nederlandse traditie lijken te passen. Steeds weer hebben de situatie, de opdrachtgever en de essentie van de opgave zijn volledige aandacht. Als architect oefent Coenen het vak met een ongewone intensiteit en een grote bevlogenheid uit. Tegelijkertijd wil hij als ontwerper ideeën uitdragen die verder reiken dan de gebouwen en de omgevingen die hij heeft ontworpen. Het gaat hem erom, heeft hij eens gezegd, “hoe de inhoud van de opgave in scène wordt gezet en hoe deze aansluit bij onze dynamische wereld.”

Breed oeuvre

Het scheppen van orde, structuur en samenhang laat zich lezen als de rode draad door het werk van Coenen. Coenen is voortdurend op zoek naar consistentie, samenhang en continuïteit. Om de gebouwde omgeving in harmonie te brengen, wil hij breuken in het stedelijk weefsel helen. Ook zoekt hij naar nieuwe verhoudingen tussen mens en gebouw. Zijn ontwerpen voor de Openbare Bibliotheek in Amsterdam, het Nederlandse Architectuurinstituut in Rotterdam en de Vestedatoren in Eindhoven behoren tot de hoogtepunten in de Nederlandse architectuur van de afgelopen 50 jaar. Met het ontwerp voor de Vaillantlaan in Den Haag, het Céramique terrein in Maastricht en het stadscentrum Leidsche Rijn Utrecht heeft hij het stedenbouwkundige ontwerp op stadsdeelniveau in Nederland en Europa op een hoger niveau getild. Leidraad in al dit werk is zijn liefde voor de Europese stad en de rol van publieke gebouwen in het leven dat zich daarin afspeelt. Dit komt op schitterende wijze samen in het stadsdeel Ceramique in Maastricht waarvoor Coenen niet alleen het stedebouwkundige plan ontwierp, maar onder andere ook de stadsbibliotheek op het scharnierpunt waar plein en avenue elkaar raken.

↑ Centrum Leidsche Rijn Utrecht


Een man van lange adem, een duurloper voor de stad, die de opkomst voor de publieke zaak niet snel of eigenlijk nooit opgeeft.

Dit nieuwe stadsdeel sluit zorgvuldig aan op het al bestaande stratenpatroon. Stedelijke routes zijn op een vanzelfsprekende manier doorgezet in de nieuwe buurt. Het plan karakteriseert zich door een grote rijkdom aan stedelijke ruimtes, van stegen en straten tot een avenue en plein. Opmerkelijk is voorts de grote variatie in uitgesproken architectuur. Het centrum van Leidsche Rijn waarvoor Coenen sinds 2000 de supervisie doet is voor de jury een bewijs hoe het oeuvre van Coenen is gegroeid. Dit in 20 jaar ontwikkelde stadsdeel heeft de allure van een internationale stad gekregen. Dat is in belangrijke mate te danken aan het vakmanschap van Coenen, maar ook aan zijn tomeloze inzet en vastberadenheid en de overtuiging dat stedenbouw een publieke zaak is. De jury typeert Coenen dan ook als een man van lange adem, een duurloper voor de stad, die de opkomst voor de publieke zaak niet snel of eigenlijk nooit opgeeft. Daarbij zoekt Coenen steeds de samenwerking op en weet hij solide en langdurige verbindingen te smeden tussen initiatiefnemers, ontwerpers, actoren en burgers.

↑ Smalle HAven in Eindhoven

↑ Centrum Leidsche Rijn Utrecht

Inzet voor en met anderen

Bovendien komt Coenen alle lof toe voor zijn niet aflatende inzet voor de professie en voor de ontwikkeling van jong talent.

De zorgplicht voor Europa is Coenen zich al vroeg bewust. Hij bouwt aan een internationaal netwerk van Europese architecten die hij tevens weet in te zetten om ontwerpopgaven aan te jagen. Tussen 2000 en 2004 was hij Rijksbouwmeester, een functie die hij anders dan zijn voorgangers inrichtte als bouwmeester en niet als adviseur. In deze periode begeleidde hij tal van majeure projecten, waaronder de nieuwbouw van het RACM in Amersfoort, het hoofdgebouw van Rijkswaterstaat in Utrecht en het Rijksmuseum van Amsterdam. Tevens werkte hij aan de sleutelprojecten van de zes grote stations in Nederland: Amsterdam, Arnhem, Breda, Den Haag, Rotterdam en Utrecht. Voorts startte hij het Atelier Rijksbouwmeester waarin hij het maken een centrale plaats gaf en richtte hij het College van Rijksadviseurs op. Daarnaast stond hij aan de basis van de Wet op de Architectentitel (WAT), gericht op het herstel van de complete positie van de architect als bouwmeester. Door middel van het door hem geïnitieerde Experiment ijverde hij voor de Stichting Beroepservaring Jonge Architecten en de PEP. Twee initiatieven die veel jonge talenten tot de dag van vandaag op weg helpen bij hun eerste stappen in de beroepspraktijk. Op de Faculteit Bouwkunde van de TU Delft richtte hij in 2006 de afdeling rMIT® op, waarmee het onderwijs en het onderzoek naar de modificatie, interventie en transformatie van steden, gebouwen en infrastructuur in een nieuw daglicht kwam te staan.

↑ Ceramique in Maastricht

de Oeuvre Award

De ARC20 Oeuvre Award wordt jaarlijks toegekend aan een persoon die in Nederland of Vlaanderen een blijvende en vernieuwende bijdrage levert aan de totstandkoming van de gebouwde omgeving. Eerdere winnaars waren Herman Hertzberger, Adriaan Geuze, Kees Christiaanse, Office Winhov, Michael van Gessel, Riek Bakker, Thomas Rau en Maarten Kloos. Dit jaar vond de jurering in twee ronden plaats. In de eerste ronde bepaalde de jury in welke richting ze de winnaar wilde zoeken en welke kandidaten in haar ogen hierbij pasten. Ieder jurylid heeft zich vervolgens verdiept in deze personen. In de tweede ronde is de winnaar bepaald. De jury typeerde de winnaar als die vakman of vrouw die in staat is een goed gebouw te maken en dit op de juiste wijze in de omgeving in te passen. Het is een architect die goed uit de voeten kan in participatieprocessen en helder beslissingen weet te nemen en vast te houden. Door de kwaliteit van het werk heeft hij of zij een positieve invloed op de samenleving. Tot slot is het een inventieve ontwerper. De discussie spitste zich vervolgens toe op de vraag wat een goed gebouw is: een gebouw dat degelijk is gemaakt, dat schoonheid bezit en dat duurzaam is en toekomstwaarde heeft. De jury formuleerde dat vakmanschap hierbij een cruciale rol speelt: doordat je weet hoe je een gebouw moet maken en in de omgeving in te passen, maar ook mensen weet te overtuigen van de kwaliteit van de stedelijke ruimte.

De jury van de ARC20 Oeuvre Award bestaat ui Thijs Asselbergs (voorzitter), Jan van Barneveld, Liesbeth van der Pol en Harm Tilman (secretaris).


Tekst Harm Tilman

↑ Ceramique in Maastricht